Actualisatie begrotingssaldo / algemene reserve

In de Begroting 2017 is een sluitend beeld gepresenteerd voor de meerjarenbegroting 2017-2020.
Op basis van een aantal nieuwe ontwikkelingen zien we dat het begrotingssaldo licht verbetert. Dit komt met name door een voordelige ontwikkeling van de algemene uitkering uit het Provinciefonds.
Onderstaande tabel geeft het geactualiseerde beeld weer voor zowel het lopende jaar (2017) als voor 2018-2021 (reikwijdte van de eerstvolgende meerjarenbegroting). Om ook een volledig beeld te krijgen van de volgende collegeperiode zijn de jaren 2022 en 2023 toegevoegd.

Bedragen x € 1 mln

Huidige collegeperiode

Nieuwe collegeperiode

s/i

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

A

Beginsaldo

0,0

0,0

0,0

0,0

13,7

10,0

6,0

B

Exogene ontwikkelingen:

1

Provinciefonds

s

3,8

3,8

3,8

3,8

3,8

3,8

3,8

2

Opcenten MRB

s

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

3

Werkgeverslasten

s

-1,5

-1,4

-1,4

-1,4

-1,4

-1,4

-1,4

4

Rentelasten

s

2,2

5,8

6,9

7,3

7,8

7,0

5,8

Totaal exogene ontwikkelingen

4,5

8,2

9,3

9,7

10,2

9,4

8,2

C

Overige ontwikkelingen:

1

Intensiveringen begroting ‘17

-38,0

-2,0

-2,0

0,0

0,0

0,0

0,0

2

Beklemmingen resultaat ‘16

i

-21,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

3

Vrijval budget Expo 2025

i

0,6

0,6

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

4

Correctie begroting 2015

i

2,2

-3,1

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

5

Extra werkzaamheden Chemours 2017

i

-0,5

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

6

Overig (< 0,5 mln)

i/s

0,9

-0,1

-0,7

-0,3

0,2

0,6

0,4

Totaal overige ontwikkelingen

-56,3

-4,6

-2,7

-0,3

0,2

0,6

0,4

D

Subtotaal (A+B+C)

-51,8

3,6

6,6

9,4

24,1

20,0

14,6

E

Verrekening met algemene reserve *)

i

51,8

-3,6

-6,6

-9,4

-24,1

-20,0

-14,6

*) een “min” is een toevoeging aan, een “plus” een onttrekking uit de algemene reserve.

Hieronder worden de ontwikkelingen toegelicht.

B1 Algemene uitkering Provinciefonds
Op basis van de Septembercirculaire 2016 neemt de algemene uitkering vanaf 2017 toe met € 3,8 mln structureel. Dit komt door een aantal ontwikkelingen:

  • hoger accres vanaf 2017 (door een intensivering op de Rijksbegroting 2017);
  • voordelige ontwikkeling van de verdeelmaatstaf “aantal inwoners”;
  • lagere onderschrijding van het plafond van het BTW-compensatiefonds (waardoor er door het Rijk minder geld aan het Provincie- en Gemeentefonds wordt toegevoegd);
  • overheveling van de financiering van het landelijk meldpunt afval (LMA) van provincies naar het Rijk (hierdoor nemen de inkomsten uit het Provinciefonds af; hiertegenover staat een even hoge afname van de lasten).

Daarnaast ontvangt de provincie in 2017 een bedrag van € 10 mln als decentralisatieuitkering voor het programma impuls omgevingsveiligheid. Tegenover deze hogere baten staan even hoge lasten in doel 1.6 Een gezond(er) en veilig(er) leefmilieu.

Met het oog op de kabinetsformatie is de meerjarige ontwikkeling van het Provinciefonds onzeker. Weliswaar laat de Septembercirculaire 2016 vanaf 2018 een voordelige ontwikkeling zien, maar het kan niet worden uitgesloten dat een nieuw kabinet komt met een efficiencykorting op het Gemeente- en Provinciefonds.
Afhankelijk van de duur van de kabinetsformatie, is hier mogelijk in het najaar van 2017 meer duidelijkheid over.

B2 Inkomsten uit de opcenten MRB
Er lijkt sprake te zijn van een positieve trend in de ontwikkeling van het aantal belastingplichtige auto’s. Als deze trend doorzet, dan leidt dat tot een toename van de inkomsten uit de opcenten op de Motorrijtuigenbelasting (MRB). Op dit moment is deze trend echter nog onvoldoende bestendig om de raming naar boven bij te stellen. Komende maanden worden de feitelijke inkomsten gemonitord. Bij de Najaarsnota 2017 en Begroting 2018 wordt dan vervolgens beoordeeld of er voldoende reden is om de raming bij te stellen.
De provincie Zuid-Holland hanteert bij de raming van de inkomsten een opcententarief van 91,4. Dit ligt ruim onder het wettelijk maximum van 111 opcenten, maar ook ruim boven het gemiddelde van alle provincies tezamen van 80,5 opcenten.

B3 Ontwikkeling werkgeverslasten
De werkgeverslasten voor de provincie nemen toe met 1,35%, hoofdzakelijk door een stijging van de pensioenpremies. Dit leidt voor de provincie tot € 1,4 mln structureel aan hogere loonkosten, die worden gedekt vanuit de algemene middelen.
Momenteel lopen de onderhandelingen voor een nieuwe cao. De verwachting is dat de financiële consequenties hiervan begin van de zomer (2017) bekend zijn.

Voor de dekking wordt een andere oplossing gezocht dan dekking uit de algemene middelen. De stijging van het cao-effect wordt namelijk bij voorkeur gedekt door beperking van de externe inhuur. Hierbij zal worden gezocht naar een natuurlijke manier om zonder bezuiniging inhuur om te zetten naar vast personeel. De financiële consequenties van de nieuwe cao worden verwerkt in de Najaarsnota 2017 en Begroting 2018.

B4 Rentelasten
De raming van de rentelasten is aangepast op basis van een bijgestelde liquiditeitsprognose.
Meest in het oog springende verandering betreft het realistischer ramen van de mobiliteitsinvesteringen.
Hierdoor worden de pieken in de liquiditeitsbehoefte “afgevlakt” en schuift deze in een gelijkmatig tempo in de tijd gezien naar achteren. Dit leidt een aantal jaren tot fors lagere rentelasten (die vervolgens in een zeer gelijkmatig tempo in de tijd gezien naar achteren schuiven). Daarnaast nemen de rentelasten af door de verdere toename van de eigen financieringsmiddelen in de vorm van reserves.
Conform de (in december 2016 door PS vastgestelde) nota kostprijs- en rentetoerekening stellen PS jaarlijks bij de kadernota de zogeheten ‘rekenrente’ vast (dat is de rente die feitelijk betaald wordt bij het aantrekken van nieuwe leningen). Deze rekenrente wordt gebaseerd op een analyse van de lange termijn ontwikkeling van de marktrente. Bij het bepalen van de rekenrente hanteert de provincie een behoedzame rentevisie.
De provincie zou nu kunnen lenen tegen een rente van circa 1,5%. In deze voorjaarsnota wordt voor het lopende jaar (2017) uitgegaan van een (behoedzaam) tarief van 2,0% (bij de najaarsnota zal worden beoordeeld of dit tarief – op basis van actuele informatie – moet worden bijgesteld). Voor de jaren na 2017 is uitgegaan van een jaarlijkse stijging van de rente met 0,2% (deze stijging komt overeen met het scenario ‘hoog’ uit lange termijn doorkijk begroting).
Dat betekent concreet dat als investeringen in de tijd gezien verder naar achteren schuiven, dit leidt tot extra rentelasten op de begroting. Als bijvoorbeeld een bedrag van € 100 mln één jaar naar achteren schuift, gaat het om een bedrag van € 0,2 mln structureel aan extra lasten. Dit effect wordt veroorzaakt doordat het rentepercentage van een aangetrokken lening in 2017 0,2% goedkoper is dan in 2018 (volgens de aannames in deze kadernota).

C1 Intensiveringen Begroting 2017
In de Begroting 2017 zijn ambities afgesproken om Zuid-Holland slimmer, schoner en sterker te maken met een budget van in totaal € 48 mln. Hierbij is aangegeven in de begroting dat de ambities samen met partners nader worden uitgewerkt en van een (financiële) onderbouwing voorzien, zodat PS uiterlijk bij Voorjaarsnota 2017 daar een afweging over kunnen maken. In de Begroting 2017 is hiervan € 6 mln financieel verwerkt, namelijk voor:

  • Nummer 9. Behoud aanbod en verbetering van het openbaar vervoer (€ 3 mln).
  • Nummer 11. Beperkte verlaging opcenten op de MRB (€ 3 mln).

In deze voorjaarsnota is € 38 mln verwerkt voor het lopende jaar  en in de kadernota is € 4 mln verwerkt voor  2018 / 2019. In de kijklijn is het overzicht over de 12 extra investeringen in slimmer, schoner en sterker opgenomen.

C2 Beklemmingen resultaat Jaarrekening 2016
Het voordelige resultaat van de Jaarrekening 2016 bedroeg € 35 mln. Een bedrag van € 21,5 mln hiervan is juridisch of bestuurlijk beklemd. Nu bij de voorjaarsnota wordt daar weer een beroep op gedaan.

C3 Vrijval budget Expo 2025
In 2016 hebben PS budget beschikbaar gesteld voor steun van het initiatief om de wereldtentoonstelling in 2025 naar Rotterdam te halen (€ 1,8 mln verdeeld over 2016, 2017 en 2018). Dit budget valt vrij omdat het initiatief geen doorgang vindt. Het bedrag over 2016 (€ 0,6 mln) was al vrijgevallen in de Jaarrekening 2016.
Het restant (€ 1,2 mln) valt vrij in de voorjaars- en kadernota.

C4 Correctie Begroting 2015
Bij de verwerking van de Kadernota 2015 en het Kaderbesluit Infrastructuur 2015 in de Begroting 2015 is in programma 2 (Bereikbaar en Verbonden) de reeks lange termijn inzicht kapitaal- en beheerslasten verwerkt en daarbij abusievelijk dubbel ingevoerd. Hierdoor zijn de algemene middelen in 2017 teveel en in 2018 te weinig belast. Dit wordt in deze voorjaars- en kadernota gecorrigeerd.

C5 Extra werkzaamheden Chemours 2017
Voor het dossier Chemours / emissie van de stof perfluoroctaanzuur (PFOA) zijn voor 2017 extra werkzaamheden voorzien, met name voor de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en de DCMR. Deze werkzaamheden richten zich ondermeer op de intensivering van het toezicht bij Chemours, op onderzoek bij stortplaatsen en bodemaspecten en op de beantwoording van (pers-, Kamer-, Staten- en Raads-)vragen over het gehele dossier (PFOA, GenX, HFP, DMA’s alsmede veiligheid en Brzo). Deze werkzaamheden komen bovenop de reguliere taken van beide omgevingsdiensten.

C6 Overig (< € 0,5 mln)
Het gaat hierbij om een aantal ontwikkelingen met individueel een beperkte omvang (< € 0,5 mln).

Algemene reserve
In de begrotingssystematiek van de provincie worden begrotingsoverschotten en –tekorten verrekend met de algemene reserve (dit geldt overigens niet voor de ‘gesloten’ begrotingsprogramma’s zoals groen en mobiliteit, waarbij overschotten en tekorten worden verrekend met betreffende programmareserves).
Hierdoor neemt de algemene reserve toe bij een voordelige ontwikkeling van de begroting en af bij een nadelige ontwikkeling. In de (door PS vastgestelde) nota weerstandsvermogen wordt voorgeschreven dat de algemene reserve minimaal € 30 mln moet bedragen, als buffer voor onvoorziene gebeurtenissen. Een eventueel surplus in de algemene reserve wordt aangeduid als “vrije ruimte”.

Uit onderstaand overzicht blijkt dat de algemene reserve komende jaren groeit naar een bedrag van bijna € 140 mln in 2023. Het grootste deel van de groei zit na de huidige collegeperiode (> 2019).
De algemene reserve neemt toe door de toevoeging van het voordelige resultaat uit de rekening 2016 en de voordelige saldi in de jaren na 2017. Deze voordelige saldi worden vooral veroorzaakt door een toename van de algemene uitkering en lagere rentelasten en aflopende, incidentele intensiveringen (na 2019).  
De algemene reserve neemt af door de dekking van de extra investeringen in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland (hiervan is in deze voorjaarsnota en kadernota totaal € 42 mln voor de jaren 2017 t/m 2019 verwerkt) en de dekking van de beklemmingen van het rekeningresultaat (in 2017).

Bedragen x € 1 mln

Huidige collegeperiode

Nieuwe collegeperiode

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

Beginsaldo (jaarrekening ’16)

77,4

50,6

55,8

60,5

81,1

105,2

125,2

Af/bij: mutaties eerdere begrotingen

-10

1,6

0

0

0

0

0

Bij: resultaat rekening ‘16

35

0

0

0

0

0

0

Af: saldi uit vjn ’17 / kn ‘18

-51,8

3,6

6,6

9,4

24,1

20

14,6

Subtotaal

50,6

55,8

60,5

81,1

105,2

125,2

139,8

Af: buffer weerstandsvermogen

-30

-30

-30

-30

-30

-30

-30

Vrije ruimte

20,6

25,8

30,5

51,1

75,2

95,2

109,8

De “vrije ruimte” binnen de algemene reserve is een eenmalig beschikbaar bedrag. Als er bijvoorbeeld voor wordt gekozen om de € 30,5 mln aan “vrije ruimte” in 2019 in te zetten, dan daalt in alle daaropvolgende jaren de algemene reserve met hetzelfde bedrag.