Bijlage 3 Extra investeringsimpulsen

Duurzame mobiliteit (impuls nr. 3)

Bijdrage aan een Zuid-Hollandse transitiecampus - echt groene groei (impuls nr. 4)

Bestuurlijke samenvatting van het voorstel
Gedeputeerde Staten willen een meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkelen om de transitie naar een innovatieve, duurzame toekomst te versnellen. Dit programma – met de werktitel Transitiecampus Zuid-Holland – past binnen onze ambities voor extra investeringen voor een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland, die we in de Begroting 2017 hebben geformuleerd. Wij verzoeken Provinciale Staten daarom in de Voorjaarsnota een bedrag van €5.000.000,- beschikbaar te stellen voor dit programma.

Met het programma Transitiecampus Zuid-Holland leveren we een forse bijdrage aan de versterking van het Zuid-Hollandse kennis- en innovatiesysteem en maken we van de provincie een intellectueel leidende regio als het gaat om de transitiethema’s circulaire economie, bio-economie en energie. De Transitiecampus Zuid-Holland, richt zich enerzijds op het versterken van de samenhang en synergie tussen de verschillende disciplines binnen het onderzoek op deze transitiethema’s in Zuid-Holland, en anderzijds op het versterken van de verbinding tussen onderzoek (kennis) en bedrijfsleven (praktijk). Daarvoor gaan we in 2017 een samenwerking aan met de in Zuid-Holland aanwezige universiteiten, en mogelijk andere kennispartijen en ontwikkelmaatschappij InnovationQuarter.

Inhoud
De economie is in transitie van een op fossiele grondstoffen gebaseerde, lineaire economie naar een meer duurzame, CO2 arme, circulaire economie. Het thema staat met het thema Energietransitie hoog op de politieke en maatschappelijke agenda’s. De Rijksoverheid heeft in het najaar van 2016 het Rijksbrede programma ‘Nederland Circulair in 2050’ gelanceerd, waarin het kabinet het perspectief schetst op een toekomstbestendige, duurzame economie en een leefbare aarde voor toekomstige generaties. Tegen de achtergrond van dit programma hebben in januari 2017 zo’n 180 partners, waaronder de provincie Zuid-Holland, het Grondstoffenakkoord ondertekend, met de gezamenlijke ambitie een circulaire economie te realiseren. Het streven is om efficiënt en slim om te gaan met grondstoffen en materialen en daarmee het verdienvermogen van de Nederlandse economie te versterken en het duurzaam omgaan met natuurlijk kapitaal en klimaat- en andere milieudoelen te realiseren.

Ook bij de onderhandelingen voor het nieuwe kabinet blijkt dat het thema leeft in de maatschappij. Negentig hoogleraren hebben in april 2017 de Tweede Kamer en het nieuwe kabinet opgeroepen meer te doen voor duurzaamheid en investeringen in een groene economie. En ook het bedrijfsleven – bijvoorbeeld VNO NCW, maar ook de Dutch Sustainable Growth Coalition (DSGC), een coalitie van Nederlandse multinationals onder leiding van Jan Peter Balkenende met daarin Shell, Unilever, AkzoNobel, DSM, Philips, KLM, Heineken en FrieslandCampina – roept op haast te maken met het beleid voor de vergroening van de economie en de energietransitie.

Om de mensheid blijvend te kunnen voorzien van voeding, energie en noodzakelijke goederen en om een menswaardig bestaan te garanderen is het noodzakelijk fundamenteel anders met grondstoffen om te gaan. De explosieve stijging van de vraag naar grondstoffen gedurende de afgelopen eeuw heeft gezorgd voor een hoge milieudruk en een toenemende aantasting en uitputting van het natuurlijk kapitaal. Daar komt bij  dat de beschikbaarheid van kritieke grondstoffen relatief beperkt is en Nederland en Europa in hoge mate grondstofafhankelijk van landen buiten Europa zijn. Deze situatie heeft een toenemend effect op grondstoffenprijzen, leveringszekerheid en de stabiliteit van de economie. De urgentie voor circulaire economie wordt onderstreept door het in Parijs gesloten Klimaatakkoord, waarmee landen zich inzetten de opwarming van de aarde vóór 2100 te beperken tot onder 2 graden Celsius. Het winnen en verbruiken van grondstoffen op conventionele wijze heeft namelijk een aanzienlijke bijdrage aan het energieverbruik en aan de uitstoot van CO2.
Circulaire Economie
De circulaire economie voorziet in behoeften zonder onaanvaardbare milieudruk en zonder uitputting van natuurlijke hulpbronnen omdat het de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het herstellend vermogen van natuurlijke hulpbronnen als uitgangspunt neemt, waardevernietiging in het totale systeem minimaliseert en waardecreatie in iedere schakel van het systeem nastreeft[1].

In de circulaire economie wordt onderscheid gemaakt tussen een biologische kringloop en een technische kringloop (zie figuur 1). De producten gemaakt in de technische kringloop zullen in het ideale geval vanaf de oorsprong ontworpen moeten zijn voor een zo geavanceerd mogelijke vorm van hergebruik. De biologische kringloop (bio-economie) gaat er van uit dat biomassa en biologische reststromen via een cascade van processen zo hoog mogelijk worden verwaard.

De transitie naar een circulaire economie biedt volop economische kansen. Innovatie schept mogelijkheden voor bestaande bedrijven, voor nieuwkomers (start ups) en voor de wetenschap en leidt tot nieuwe exportmogelijkheden. Het thema is sterk verbonden aan de energietransitie.


Figuur 1: Circulaire Economie, Ellen MacArthur Foundation

Diverse partijen in Zuid-Holland werken aan de transitie naar een circulaire- en bio-economie en de energietransitie. Bedrijven krijgen bij het ontwikkelen van hun projecten en business cases te maken met verschillende typen belemmeringen of knelpunten:

  1. Institutionele belemmeringen (bijvoorbeeld gevestigde belangen);
  2. Belemmeringen in wet- en regelgeving (bestaande wet- en regelgeving blokkeert soms innovatie);
  3. Economische belemmeringen (onder andere nadruk op traditionele business modellen);
  4. Maatschappelijke belemmeringen (bijvoorbeeld gebrek aan bewustzijn, gevoel van urgentie);
  5. Belemmeringen in kennis en innovatie (bijvoorbeeld technologische vernieuwing).

Er is veel kennis vanuit verschillende wetenschappelijke disciplines in Zuid-Holland aanwezig om de belemmeringen en uitdagingen uit de praktijk op het gebied van de transitiethema’s circulaire economie, bio-economie en energie te kunnen bedienen. Echter, de potentie van deze unieke samenstelling van disciplines van de Zuid-Hollandse kennisinstellingen op het gebied van de drie transitiethema’s wordt nog onvoldoende benut, gevaloriseerd en geframed als Zuid-Hollandse regio.

Transitiecampus Zuid-Holland
Uit onze contacten met triple helix stakeholders in Zuid-Holland blijkt dat voor het versnellen van de transitie naar een circulaire economie, bio-economie en de energietransitie de verbetering van de wisselwerking tussen kennis naar de praktijk van belang wordt geacht. Met het programma Transitiecampus Zuid-Holland (de term Transitiecampus betreft een werktitel voor het programma, het is niet de intentie een fysieke campus te bouwen) nemen we het initiatief om een forse bijdrage te leveren aan de versterking van het Zuid-Hollandse circulaire kennis- en innovatie ecosysteem. Het doel van het programma is daarom enerzijds het versterken van de samenhang en synergie tussen de verschillende disciplines binnen het onderzoek naar circulaire economie, bio-economie en energie in Zuid-Holland, en anderzijds het versterken van de verbinding tussen onderzoek (kennis) en bedrijfsleven (praktijk) door valorisatie en verspreiding van kennis.

Zo wordt vanuit bestaande leerstoelen een Zuid-Hollands multidisciplinair meerjarig onderzoeksprogramma ontwikkeld. Tegelijk vervult het programma een loketfunctie voor een blijvende koppeling van nieuwe praktijkvraagstukken en voorbeelden van systeemfalen aan de kennispartijen die aan het programma deelnemen. Daarom dient het programma sterk te worden verbonden aan het Zuid-Hollandse bedrijfsleven en de Zuid-Hollandse triple helix samenwerkingsverbanden. In de uitwerking van het programma ontwikkelen we met onze partners een systematiek om de praktijkvraagstukken en de voorbeelden van systeemfalen bij deze partijen op te halen, te vertalen naar onderzoeksvraagstukken en de opgedane kennis weer te verwaarden en verspreiden naar de markt.

Te denken valt aan (een combinatie van) de volgende typen onderzoek:

  • onderzoek op Zuid-Hollands circulair systeemniveau;
  • nieuwe vormen van publiek-private samenwerkingsvormen;
  • ketenanalyses;
  • nieuwe verdienmodellen;
  • financiële arrangementen en instrumenten;
  • (toegepast) onderzoek rond technische, economische, sociologische en juridische vraagstukken.

De Transitiecampus hebben we in figuur 2 illustratief weergegeven.

Figuur 2: Transitiecampus

Bij de ontwikkeling van de Transitiecampus is ook aandacht voor een geloofwaardige (intellectuele en maatschappelijke) framing en branding. Deze moet bijdragen aan het versterken van het koplopersimago van de kennisinstellingen, het bedrijfsleven en het circulaire kennis- en innovatie ecosysteem van Zuid-Holland en zet de provincie neer als aanjager en verbinder van partijen.

Samenwerking
Gedeputeerde Staten werken in 2017 toe naar een formele samenwerking (mogelijk een samenwerkingsovereenkomst of publiek-publieke overeenkomst) met de Zuid-Hollandse universiteiten, en mogelijk andere mogelijke kennispartijen en ontwikkelmaatschappij InnovationQuarter. Hierbij zullen, binnen provinciale randvoorwaarden, afspraken worden gemaakt over de opzet van de Transitiecampus, het doel, het proces / roadmap en de inbreng van elke specifieke ondertekenende partij (waaronder de concrete inzet van de €5.000.000,-).

De provinciale randvoorwaarden zullen in het proces richting de samenwerking nader worden uitgewerkt, maar voorlopig wordt gedacht aan het volgende:

  • gericht op de thema’s bio-economie, circulaire economie en energie;
  • toepassings- en praktijkgericht onderzoek: van waarde voor het bedrijfsleven;
  • verwaarding en verspreiding van kennis als belangrijke component;
  • waar mogelijk en logisch: aansluiten bij bestaande instrumenten en organisaties.

Kosten
Het programma zal volgens de huidige inzichten vanaf de samenwerking 4 á 5 jaar lopen. Geschat wordt dat zo’n 5-10% van het budget zal worden besteed aan operationele en facilitaire kosten, zoals personeel, inhuur, communicatie, organisatie en evenementen. De rest van het budget zal verdeeld over de jaren worden besteed aan de inzet van kennis-, valorisatie- en financiële instrumenten ten behoeve van vraagstukken uit de Zuid-Hollandse praktijk. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan de inzet van o.m. masterstudenten, Postdocs en PhD’s.

Aan Provinciale Staten wordt verzocht met de Voorjaarsnota € 5.000.000,- beschikbaar te stellen voor het programma Transitiecampus Zuid-Holland. Nadere uitwerking van de samenwerking en het bijbehorende financiële instrumentarium vindt plaats in 2017. Het beschikbare bedrag wordt in de voorjaarsnota 2017, in afwachting van de nadere uitwerking, in de reserve versterking economie gestort. De nadere uitwerking zal te zijner tijd ter besluitvorming worden voorgelegd.

Proces
In het voorjaar van 2017 zijn we met triple helix sleutelpartijen in onze provincie een proces gestart om:

  • onze ambities rond de Transitiecampus Zuid-Holland verder uit te werken;
  • dragende partners te mobiliseren;
  • commitment en draagvlak te creëren;
  • samenwerkingsopties te verkennen.

InnovationQuarter en de drie Zuid-Hollandse universiteiten (Universiteit Leiden, TU Delft en Erasmus Universiteit Rotterdam, incl. transitiebureau DRIFT) zijn logische en belangrijke partners in dit proces. Naast bovengenoemde partijen zijn we bij de uitwerking in gesprek met partijen als:

  • Wageningen Universiteit
  • TNO
  • Biobased Delta
  • Cleantech Delta
  • The Green Village (fieldlab)
  • Havenbedrijf Rotterdam
  • Greenport Westland-Oostland
  • Energy Innovation Board
  • Roadmap Next Economy/MRDH
  • EPZ
  • VNO NCW West
  • Zuid-Hollands bedrijfsleven
  • Zuid-Hollandse Hogescholen
  • Het Groen Brein

We hanteren hierbij de onderstaande planning. Hierbij moet worden opgemerkt dat het een proces betreft waarin we inzetten op een samenwerking met externe partijen. Het risico bestaat daardoor dat de planning in de loop van 2017 aangepast zal worden. Aanvullend op het proces met externe stakeholders willen we in 2017 een werksessie met Statenleden organiseren.

Planning
April-juni 2017      Stakeholdersessies inzake concept en focus Transitiecampus
        Uitwerken concept Transitiecampus in werkplan
Mei 2017      Besluitvorming Gedeputeerde Staten (voorjaarsnota)
Juni 2017            Besluitvorming Provinciale Staten (voorjaarsnota)
Juni-sept 2017       Implementatie concept Transitiecampus
                        Organisatie samenwerking partijen binnen de Transitiecampus

  1. Vastleggen samenwerkingsafspraken, financiering, beschrijving

projecten en aanpak.

  1. Creëren commitment en draagvlak
  2. Uitwerken projecten voor ‘vliegende start’ Transitiecampus
  3. Opstellen samenwerkingsovereenkomst

Sept/okt 2017      Besluitvorming samenwerkingsovereenkomst Transitiecampus

November 2017         Ondertekening samenwerkingsovereenkomst & ’vliegende start’ Transitiecampus

Jan/feb 2018      Kick-off (event) Transitiecampus

[1] TNO, ‘Kansen voor de circulaire economie in Nederland’ (2013).

Reservering voor de uitvoering van 'Investeren in vernieuwing' (impuls nr. 5)
en

Ophoging budget voor regionaal gebiedsgerichte economische werken (impuls nr. 8)

Bestuurlijke Samenvatting
Op 9 november 2016 hebben Provinciale Staten, in het kader van de vaststelling van de Begroting 2017, € 5 miljoen gereserveerd voor de uitvoering van het Regionaal Investeringsprogramma en € 7 miljoen voor gebiedsgericht werken (waarvan € 2 miljoen uit amendement A524, aangenomen bij de behandeling van de Kadernota 2017-2020). Bij de behandeling van de Begroting is door u bepaald dat deze middelen eventueel beschikbaar worden gesteld bij de vaststelling van de Voorjaarsnota 2017. Met deze brief doen GS een voorstel hoe het College om wil gaan met de beide investeringsimpulsen. De financiële vertaling van dit voorstel is verwerkt in de Voorjaarsnota 2017.

Het resultaat is dat er nu voor ongeveer € 11,4 miljoen aan projecten is benoemd die een bijdrage kunnen leveren aan de versterking van de ruimtelijk-economische ontwikkeling van regio’s en dus in aanmerking komen voor deze middelen. In de Voorjaarsnota is een bedrag van € 11,2 mln  financieel vertaald. Het gaat om een bedrag van € 6,085 miljoen voor een breed scala aan gebiedsprojecten,€ 1,5 miljoen voor de versnelling van de ontwikkeling van de campussen, € 3,5 miljoen voor de ontwikkeling van fieldlabs en € 149.000,- voor de Redifinery. Door voor deze projecten middelen beschikbaar te stellen levert de provincie een bijdrage aan het oplossen van vraagstukken die in de diverse regio’s aan de orde zijn.

Samenhangende inzet investeringsimpulsen
De investeringsimpulsen kunnen het beste in samenhang kunnen worden ingezet. Het gaat bij beide impulsen om het leveren van een bijdrage aan de versterking van gebieden, waarbij de focus van het Regionaal Investeringsprogramma meer projectgeoriënteerd is. Daarnaast gaat het om versnellingsgelden die er toe moeten leiden dat projecten daadwerkelijk gerealiseerd worden. De middelen zijn bedoeld voor projecten en processen die van toegevoegde waarde zijn voor de ontwikkeling van gebieden. In veel gevallen dragen de projecten bij aan zowel de doelstellingen op het gebied van gebiedsgericht werken als het Regionaal Investeringsprogramma. Door slimme combinaties te maken, kunnen beide impulsen elkaar versterken. Dit leidt uiteindelijk tot betere projecten.

De investeringsimpulsen moeten nadrukkelijk worden gezien als een extra impuls naast investeringen die de provincie al doet vanuit reguliere budgetten. De impuls wordt ingezet voor projecten waar geen regulier budget voor beschikbaar was, maar die passen bij een gebiedsgerichte aanpak en een bijdrage leveren aan een regionale ruimtelijk-economische versterking. Met de inzet van de middelen profileren de provincie zich als “investeerder in de maatschappij”. Met een gebiedsgerichte aanpak wordt de impuls ingezet op projecten die een wezenlijke bijdrage leveren aan het oplossen van vraagstukken die in de diverse regio’s aan de orde zijn.

Afwegingskader
De beide investeringsimpulsen, aangevuld met de reeds beschikbare € 2 miljoen, kunnen uiteraard niet alle projecten bekostigen. En dat is ook niet de bedoeling. Om willekeur te voorkomen, focus aan te brengen, transparantie te vergroten en toch praktisch vaart te kunnen maken, zijn voor de inzet van deze middelen de volgende uitgangspunten gebruikt:

Voor beide impulsen:

  1. De projecten zijn gekoppeld aan ‘dragende opgaven’ in verschillende gebieden. Zij bepalen de inhoudelijke richting en bundeling van de impulsen;
  2. De extra provinciale bijdrage moet het “verschil” maken waardoor een project nu wel in uitvoering genomen kan worden of een trigger kan zijn waardoor ook bijdragen van anderen beschikbaar komen;
  3. Het gaat om een impuls die, bij voorkeur, leidt tot (extra) cofinanciering;
  4. De bijdrage mag niet al bestaand geld vervangen;
  5. De impuls moet leiden tot een zichtbaar resultaat, bij voorkeur voor het einde van de collegeperiode;
  6. De impuls voor het Regionaal Investeringsprogramma is alleen in te zetten als investeringsgeld. Vanuit de impuls gebiedsgericht werken kan ook procesgeld worden ingezet, gericht op latere investeringen;

Specifiek vanuit gebiedsgericht werken:

  1. Het gaat om maatwerk per gebied;

Specifiek vanuit het Investeringsprogramma:

  1. Inzet is mogelijk voor alle investeringsprojecten in alle regio’s , waaronder projecten waar de provincie niet, of deels bij betrokken is, mits er een relatie te leggen is met de provinciale rol.

Dit betekent dat het hier gaat om projecten die zich in de loop van de tijd verder ontwikkelen tot business cases.

Werken vanuit een gebiedsgerichte benadering
Om te komen tot een effectieve inzet van de investeringsimpulsen is een gebiedsgerichte benadering cruciaal. Een benadering waarbij de dragende opgaven in gebieden centraal staan en die er toe leidt dat er projecten worden gefinancierd die een bijdrage leveren aan deze dragende opgaven. En een benadering waarbij zoveel als mogelijk aangesloten wordt bij lopende gebiedsinitiatieven en –processen. Dit impliceert maatwerk voor elk van de gebieden. Maatwerk ten aanzien van de opgaven, maatwerk in de door en met de regio uitgewerkte projecten en maatwerk in het tempo. En daaraan gekoppeld ook maatwerk in de financiële ondersteuning ten behoeve van de uitvoering van de projecten.

Op basis van een inventarisatie van mogelijke projecten, gecombineerd met de toepassing van het afwegingskader, is een overzicht gemaakt waarin per regio inzichtelijk is gemaakt welke projecten nu al voor een financiële bijdrage in aanmerking komen.

Gedeputeerde Staten stellen voor de middelen behorende bij de investeringsimpulsen nu als volgt te verdelen:

Regio

Cofinanciering in mln.

Verzoek aan PZH in mln.

Toe te kennen in mln.

Alphen-Gouda-Woerden/Midden- Holland

3,5

2,03

1,53

Goeree Overflakkee

2,85

2,7

2,59

Hoeksche Waard

1,5

1,26

1,26

Alblasserwaard-Vijfheerenlanden

3,3

0,51

0,51

Drechtsteden

Holland Rijnland

0,15*

Metropoolregio Rotterdam Den Haag

0,04

0,04

Aparte projecten

Fieldlabs

3,50

Campus Ontwikkeling

1,50

Redifinery

0,15

Subtotaal

11,23

toekomstverkenning Krimpenerwaard

0,20

Totaal

11,43

Nog beschikbaar

0,57

* Een deel van de campusontwikkeling investeringen slaan neer in het gebied Holland Rijnland tbv Space campus Noordwijk, campusontwikkeling LBSP.

In het navolgende gaan we nader in op de gebiedsspecifieke uitwerking. In het bijbehorende overzicht is een uitgebreide toelichting op de diverse projecten opgenomen.

Alphen-Gouda-Woerden/Midden-Holland
Samen met de regio Midden-Holland en de gemeenten Woerden, Alphen aan den Rijn, Nieuwkoop en Kaag en Braassem is het bestuursakkoord Groene Hart gesloten. In dit bestuursakkoord is benoemd welke opgaven aan de orde zijn in dit gebied. De belangrijkste opgaven zijn het vitaal en leefbaar houden van het gebied, zorgen voor een goede bereikbaarheid en een versterking van de economische positie van het gebied. Het bestuursakkoord is het resultaat van een gezamenlijk proces met gebiedspartijen en vormt dus ook de basis voor de inzet van de investeringsimpulsen in dit gebied.

In vervolg op het bestuursakkoord Alphen-Gouda-Woerden is door de regionale partijen een brief verstuurd waarin elf projecten uitvoerig zijn beschreven (en worden gekoppeld aan de dragende opgaven uit het bestuursakkoord). Verder worden nog zeven projecten benoemd waarover de regio later het gesprek met de provincie aan wil gaan. De ingediende projecten dragen bij aan de strategische doelen van het bestuursakkoord Groene Hart. Grotere projecten die een wezenlijke bijdrage zijn aan de dragende opgaven, zijn TopSurf (tegengaan bodemdaling) en diverse kaasgerelateerde projecten (versterken van het economisch profiel). Daarnaast wordt € 0,2 miljoen beschikbaar gesteld voor het gebiedsproces Krimpenerwaard. Dit bedrag wordt uit de investeringsimpuls gedekt.

Voorgesteld wordt om, gegeven het uitvoeringsgerede karakter van het merendeel van de projecten, het verzoek grotendeels te honoreren. Gelet op gemaakte bestuurlijke afspraken wordt geen bijdrage beschikbaar gesteld aan de realisatie van het museum voor Romeinse schepen. Verder is het project Multisynchromodaal vervoer: rail nog onvoldoende uitvoeringsgereed. Aan dit project worden dus ook geen middelen toegekend. De provinciale bijdrage komt daarmee uit op € 1,68 miljoen.

Goeree Overflakkee
Met de gemeente Goeree-Overflakkee wordt al enige tijd intensief samengewerkt. Als vervolg op het IRP Goeree Overflakkee is recent een nieuw gebiedsprogramma vastgesteld, waarbij ingezet wordt op vier dragende opgaven: Energy Island, versterking van de regionale economie, verduurzaming van de landbouw en de verdere ontwikkeling van het Haringvliet.

Energy Island kent een groot aantal afzonderlijke kleine projecten. De totale kosten bedragen € 3,7 miljoen, aan de provincie is een bijdrage van € 1,8 miljoen gevraagd. Het financieel meest omvangrijkste project is de bijdrage voor een waterstofvulpunt op Oude Tonge. Daarnaast is sprake van concrete initiatieven voor een aantal kleinere projecten. Voorgesteld wordt bijdrage voor het waterstofvulpunt volledig te verlenen en voor het overige deel uit te gaan van een bijdrage van 75% van de gevraagde bijdrage. Dit omdat een deel van de projecten op het gebied van innovatieve duurzame landbouw nog nadere uitwerking behoeven. De totale provinciale bijdrage komt daarmee op € 2.590.000.

Hoeksche Waard
Samen met de Hoeksche Waard wordt op dit moment gewerkt aan een gezamenlijk Gebiedsprogramma. Daarin wordt benoemd welke dragende opgaven spelen in het gebied. Vijf thema’s die elkaar versterken en beïnvloeden staan daarbij centraal. Deze thema’s betreffen landbouw, energie, mobiliteit, natuur en recreatie en demografische opgaven.

Het betreft in totaal acht projecten waarbij een totale bijdrage van de provincie wordt verzocht van € 1,45 miljoen. De regio stelt zelf € 1,5 miljoen beschikbaar. Het gaat om projecten die een duidelijke bijdrage leveren aan het versterken van de vitaliteit van het gebied en zorgen voor een sterkere verbinding met onder andere Rotterdam. Aansprekende projecten zijn onder andere het Foodlab en investeringen in het verduurzamen van de landbouw. Voorgesteld wordt om, gezien het uitvoeringsgerede karakter van de projecten, de verzoeken volledig te honoreren op het moment dat het gezamenlijke Gebiedsprogramma wordt vastgesteld.

Alblasserwaard-Vijfheerenlanden
De afgelopen tijd is met de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden een MIRT-onderzoek afgerond naar het verbinden van de waterveiligheidsopgave van deze dijkring met de ruimtelijke en economische ontwikkeling van het gebied. Op dit moment wordt er met de regio verkend welke dragende opgaven verder aan de orde zijn en hoe provincie en regio hier samen in op kunnen trekken. Dit betekent dat er wel sprake is van de start van een gebiedsproces, waar al enkele “no regret” projecten naar voren komen, maar dat nog niet scherp is welke opgaven uiteindelijk de basis vormen voor de inzet van de investeringsimpuls. De komende periode zal dit nader worden uitgewerkt.

Wel concreet en passend binnen enkele belangrijke thema’s in deze regio is de Cheese Experience Center Bleskensgraaf als stepping stone voor de Kaasroute. Dit betreft een initiatief van de gemeente Molenwaard (30 lokale ondernemers). Er ligt een uitgewerkt plan, inclusief een exploitatiebegroting. De totale kosten bedragen € 3,25 miljoen waarbij aan de provincie een bijdrage van € 0,5 miljoen wordt gevraagd. Daarnaast is er nog een verzoek voor een bijdrage voor een HBO ICT opleiding in Gorinchem waarbij van de € 360.000,- dekking nog € 10.000,- aan de provincie wordt gevraagd. Voorgesteld wordt om, gezien het uitvoeringsgerede karakter van de projecten, de verzoeken volledig te honoreren.

Metropoolregio Rotterdam Den Haag, Holland Rijnland en Drechtsteden
Samen met de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag en de regio’s Holland Rijnland en Drechtsteden is het Regionaal Investeringsprogramma Zuidelijke Randstad opgesteld. Hierin zijn de dragende opgaven voor dit gebied vertaald naar vier vernieuwingen:

  • Het vernieuwen van verbindingen. Dan gaat het onder meer om een schaalsprong in het metropolitaan openbaar vervoer, volledige viersporigheid tussen Den Haag – Rotterdam als backbone voor regionaal railvervoer, een hoogwaardig netwerk van lightrail in de regio, een verbeterde OV-ontsluiting Rotterdam via een nieuwe oeververbinding en automatisch vervoer op de ‘last mile’ op economische hotspots in de regio;
  • Het vernieuwen van de economie: bijvoorbeeld innovatie en campusontwikkeling, ontwikkeling van hoogwaardige, stedelijke innovation districts CID en RID, campusontwikkeling Leiden en Delft, fieldlabs als aanjager voor crossovers en open innovatie;
  • Het vernieuwen van energie: daarbij spelen zaken als slimme infra, nieuwe bronnen, aanleg nieuwe energie-infrastructuur, warmtenetten en smart multi commodity grid, geothermie, zon en wind als nieuwe energiebronnen;
  • Het vernieuwen van stad en omgeving: onder meer gericht op aantrekkelijk stedelijk wonen nabij toegankelijk groen, next generation woonwijken, verduurzamen en herstructureren van de stedelijke omgeving, ontwikkelen van een Central Park Rotterdam Den Haag, aanleg van vaar- en fietsroutes - Hollandse banen - voor recreatie en forenzen.

Het Regionaal Investeringsprogramma is daarmee dus de basis voor de inzet van de investeringsimpulsen in dit gebied. Voor de regio Drechtsteden is daarnaast het bestuursakkoord Maritieme Topregio een document, waarin als centrale dragende opgaven het versterken van het maritieme cluster is benoemd. Voor de regio Holland Rijnland is er op dit moment nog geen gebiedsverhaal/gebiedsagenda met de regio opgesteld.

Voor het MRDH gebied zijn er voor wat betreft de middelen vanuit de investeringsimpuls gebiedsgericht werken r nu geen projecten voorgedragen. Wel is verzocht om een bijdrage voor het opstellen van een integrale gebiedsvisie, te starten met de Hof van Delfland. Uit deze gebiedsvisie kunnen nieuwe projecten naar voren komen.

Voor de Drechtsteden is alleen een nader onderzoek naar mogelijkheden ontwikkeling maritieme campus Drechtsteden inclusief mogelijke vestiging HBO genoemd. Dit dient een breder regionaal belang, ook de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hecht hieraan. De informatie daarover is echter summier en niet rijp voor besluitvorming. Op dit moment werkt de regio aan een ambitiedocument om meer focus aan te brengen. Op basis daarvan zullen nadere projecten worden benoemd.

Voor Holland-Rijnland betreffen de aangedragen onderwerpen de BioScience Campus-ontwikkeling, Spacecampus en een onderzoek naar een regionale uitvoeringsstrategie voor klimaatadaptatie en energietransitie. Daarnaast vraagt de ontwikkeling van Nationaal Park Hollandse Duinen tot het Nationale Park van Wereldklasse om een extra impuls.

Aparte projecten
In de tabel zijn drie aparte projecten benoemd, te weten de realisatie van fieldlabs, campusontwikkeling en het project Redifinery. Het gaat om projecten die een rechtstreekse relatie hebben met het Regionaal Investeringsprogramma en meer specifiek een bijdrage leveren aan de vernieuwing van de regionale economie.

Fieldlabs
Voor de transitie naar een duurzame, digitale economie zijn fieldlabs cruciaal. Fieldlabs zijn praktijkomgevingen waarin bedrijven en kennisinstellingen doelgericht smart (Next Economy) producten en technologieën ontwikkelen, testen en implementeren. Fieldlabs helpen bedrijven om de “Valley of death” te overwinnen waarin veelbelovende innovaties vaak stranden. Om deze transitie te maken, heeft het bedrijfsleven behoefte aan specifieke kennis over een groot aantal nieuwe technologieën (Smart Industry) waaronder robotisering, 3D printing, Internet of things, big data processing en sensortechnologie. Het is, met name voor het MKB, onmogelijk om al deze kennis zelf in huis te halen. Tegelijkertijd is voor overheden de urgentie groot om nieuwe technologieën te benutten in relatie tot het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.

Voor de realisatie van fieldlabs die een bijdrage leveren aan de transitie naar de Next Economy heeft de provincie € 4 miljoen beschikbaar gesteld (€ 2 miljoen EFRO-middelen en € 2 miljoen provinciale cofinanciering). Voorstellen konden tot en met 12 mei 2017 ingediend worden bij EFRO Kansen voor West II. De verwachting is dat er fors meer (goede) verzoeken binnenkomen in deze call dan dat er middelen beschikbaar zijn, of dat projecten net niet voldoen aan de vereisten (bijv. omdat er minder nadruk ligt op het MKB dan dat vereist is binnen EFRO). Het gaat met name om de fieldlabs Composite Automation Development Center (CADC), Dutch Optics Centre (DOC), Automated Driving en Unmanned Valley Valkenburg.

Voorgesteld wordt om met inzet van de middelen voor het Investeringsprogramma extra ruimte te maken voor ingediende fieldlabprojecten. Dit door middelen beschikbaar te stellen voor projecten die onvoldoende passen binnen de EFRO call, maar wel goed passen binnen de Roadmap Next economy of projecten die net geen budget kunnen krijgen in de EFRO call.

Redifinery
Een specifiek project wat aandacht vraagt is het plan voor Redifinery: dit is een grootschalige bioraffinage waarin houtsoortige biomassa wordt omgezet naar suikers en lignine voor industriële toepassingen. Kenmerkend voor dit soort nieuwe, grootschalige industriële projecten is dat het gepaard gaat met grote investeringen en dat er grote risico’s aan vast zitten (vaak is de business zo nieuw dat het nog niet tot de primaire business van een onderneming hoort, is de technologie nog niet op een dergelijke schaal gedemonstreerd, heeft het project te maken met een volledig nieuw systeem dat moet worden opgezet en staat of valt het project bij de robuustheid van een privaat consortium).

Het project voor grootschalige bioraffinage van hout is een belangrijk project in de transitie van het chemisch en industrieel cluster in Zuid-Holland, met een grote potentiële spin off. Het project is geëvolueerd van idee naar commercieel concept en heeft inmiddels de serieuze aandacht van verschillende commerciële partijen die potentieel bereid zijn om een consortium te vormen om het project uit te gaan voeren. Belangrijk knelpunt is dat een geschikte operator nog ontbreekt, die een belangrijk deel van de verantwoordelijkheden van het project zal moeten gaan dragen.

De extra activiteiten in 2017 en 2018 zijn dan ook gericht op het aantrekken van operator en bouw van een  privaat consortium. De kosten die hiermee gepaard gaan worden geraamd op €149.000. Een extra provinciale bijdrage  voor deze activiteiten die een versnelling in het project aan brengen is een logische, vanwege de grote betekenis die het project voor de transitie van het HIC kan hebben en vanwege betrokkenheid van regionale partners zoals de TU Delft, Biobased Delta en private partijen uit Zuid-Holland.

Campusontwikkeling
Op het gebied van campusontwikkeling leven diverse initiatieven waarbij sommige op korte termijn tot uitvoer kunnen komen of een stap verder kunnen komen met een bijdrage van de Provincie Zuid-Holland. Voorbeelden hiervan zijn de ontwikkeling Space Campus Noordwijk en omgeving en ontwikkelingen op het Bioscience park Leiden (vernieuwde Incubator / startersprogramma, waar startende c.q. doorgroeiende bedrijven zich kunnen gaan vestigen, ontsluiting van het gebied via (semi) openbaar vervoer (Last-mile). Voorgesteld wordt om hiervoor € 1,5 miljoen extra te bestemmen en in nader overleg te bezien welke uitvoerbare projecten op korte termijn een stimulans voor de verdere campusontwikkeling kunnen zijn en voor verdere ondersteuning in aanmerking kunnen komen.

Extra impuls ontwikkeling Nationale Parken van Wereldklasse
In zowel de Hoeksche Waard als Goeree Overflakkee zijn projectvoorstellen opgenomen ten behoeve van de versterking van het Nationaal Park NL Delta. Naast deze concrete investeringen is er ook behoefte aan procesmiddelen. Dat geldt ook voor Nationaal Park Hollandse Duinen. In het najaar van 2016 is door het ministerie van Economische Zaken een verkiezing (door publiek en vakjury) van de vier mooiste natuurgebieden van Nederland georganiseerd. Twee winnende gebieden bevinden zich in Zuid-Holland: Hollandse Duinen en NL Delta. Voor deze gebieden ligt nu de opgave zich te ontwikkelen tot Nationale Parken (Nieuwe Stijl) van Wereldklasse. In 2017 en 2018 (de opstartfase) zal een governancemodel worden ontwikkeld en geïmplementeerd waarmee de Nationale Parken op de kaart worden gezet, passend binnen de netwerksamenleving. Het governancemodel draagt bij aan het realiseren van de ambities van de Nationale Parken van Wereldklasse op basis van een duurzaam financieringsmodel. De initiatiefnemers van deze Nationale Parken hebben de provincie verzocht om de opstartfase te ondersteunen. Gelet op het grote belang van deze twee parken voor onder andere de natuur, het landschap, de recreatie, cultureel erfgoed, marketing, de economie en het economische vestigingsklimaat wordt het verder vormgeven van de parken actief ondersteunt met inzet van capaciteit en middelen. Het betreft voor NL Delta een bijdrage van € 100.000 voor zowel 2017 als 2018 en voor Hollandse Duinen een bedrag van € 35.000 in 2017 en € 95.000 in 2018. Dit verschil wordt veroorzaakt door een verschillende aanpak; bij NL Delta worden de werkzaamheden volledig door de externe partijen uitgevoerd en bij Hollandse Duinen is gekozen voor het uitvoeren van een gedeelte daarvan door de provincie, bijvoorbeeld in de vorm van adviesopdrachten. De financiële ondersteuning aan de ontwikkeling van beide parken tot Nationaal Park van Wereldklasse valt daardoor  even hoog uit. De incidentele financiële ondersteuning kan gedekt worden uit de lopende begroting van programma 1, doel (Groenblauwe structuur versterkt samenhang stad-land en recreatieve gebruiks- en belevingswaarde landschap).

Financiële vertaling naar de Voorjaarsnota 2017
In de Voorjaarsnota 2017 is de financiële vertaling van deze brief opgenomen. Het voorstel is om:

  • € 6,085 miljoen beschikbaar te stellen voor de financiële ondersteuning van diverse projecten in de regio’s;
  • € 1,5 miljoen beschikbaar te stellen voor de versnelling van de ontwikkeling van de campussen;
  • € 3,5 miljoen beschikbaar te stellen voor de fieldlabs;
  • € 149.000,- beschikbaar te stellen voor de Redifinery;
  • € 330.000.- beschikbaar te stellen voor de ontwikkeling en implementatie van een governancemodel in de opstartfase van de nationaal parken van wereldklasse NL Delta en Hollandse Duinen in de jaren 2017 en 2018.

De wijze waarop de financiële bijdrage aan de regio’s beschikbaar wordt gesteld, vraagt om een nadere uitwerking. Qua systematiek is het gewenst om daarbij aan te sluiten bij de filosofie van het gebieds- en opgavegericht werken. Dit vraagt dus om een flexibele systematiek, met ruimte voor regionaal maatwerk. Een systematiek die het mogelijk maakt om op algemene doelstellingen te sturen en het gebied de ruimte te geven om de middelen binnen bepaalde randvoorwaarden te besteden. Het voorkomt ook dat elk van de projecten apart moet worden beoordeeld.

Voorwaarden zijn dat er op gebiedsniveau voldoende cofinanciering beschikbaar is (dus niet per project) en dat de uitvoering binnen 2 jaar start. Daarnaast dient er bij de uitwerking gezorgd te worden voor een systeem met minimale extra administratieve lasten, omdat dit de effectiviteit van de inzet van de middelen teniet kan doen. Het is gewenst om de verdere uitwerking en besluitvorming op het niveau van GS te laten plaats vinden, omdat hiermee de effectieve inzet van de middelen zoveel mogelijk is gewaarborgd. Dit kan door nu een apart begrotingsplafond in te stellen voor het gebiedsgericht werken. In het Ontwerp-Besluit is dit opgenomen. GS zal hiervoor vervolgens een nadere regeling opstellen.

De definitieve inzet voor de fieldlabs en de campussen aan concrete projecten zal , indien dit op basis van de ASV noodzakelijk is, apart ter besluitvorming aan PS worden voorgelegd. Voor de extra impuls voor de Redifinery is in de Voorjaarsnota een verhoging van de boekjaarsubsidie opgenomen.

Vervolgproces
Na besluitvorming in Provinciale Staten zullen de projecten door de trekkers van de verschillende projecten tot uitvoer worden gebracht. Gedeputeerde Staten zullen Provinciale Staten regelmatig informeren over de besteding van de impulsen aan de regionale projecten. Daarnaast worden lopende en nieuwe trajecten met regionale partijen benut om tot een verdieping en waar mogelijk aanvulling van projecten te komen. Ook hierover zullen Gedeputeerde Staten Provinciale Staten nader informeren. Daarbij zal ook onderzocht worden in hoeverre het, vanuit de filosofie van het gebiedsgerichte werken wenselijk is om structureel middelen beschikbaar te hebben voor nieuwe projecten uit de gebieden.

Bijdrage aan de modernisering van het glastuinbouwcluster in het Westland

(impuls nr. 6)

Bestuurlijke samenvatting van het voorstel

In het najaar van 2016 hebben Gedeputeerde Staten (GS) een voorstel gedaan om in de begroting van 2017 extra investeringen te doen in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland.
Eén van de ambities hierbij is het versnellen van de transitie naar een innovatieve, duurzame toekomst. Om het tuinbouwcluster in Westland te verduurzamen, wordt voorgesteld € 4.000.000,-- in de Voorjaarsnota beschikbaar te stellen.

Om de concurrentiepositie van de Nederlandse tuinbouwsector te behouden, is het noodzakelijk dat deze sector moderniseert. Daarvoor werken we samen in de Coalitie Herstructurering Ontwikkeling Tuinbouw (HOT) en Greenport Westland-Oostland (GreenportWO).

De Coalitie HOT zet zich op dit moment vooral in om herstructurering en modernisering in het Westland een impuls te geven. Om dit te bereiken, stelt de provincie Zuid-Holland  € 4.000.000,- beschikbaar voor het versnellen van modernisering/herstructurering. De gemeente Westland stelt voor het zelfde doel een bedrag van € 3.205.000,-. Daarmee wordt een totaalbudget van €7.205.00,- gecreëerd. Het budget zal worden ingezet om in de weg liggende obstakels (zoals woningen, watergangen etc.) te verwijderen uit het glastuinbouwgebied om zo ruimte te maken voor modernisering/herstructurering initiatieven.

Inhoud
Om de modernisering en herstructurering op gang te brengen, moet er letterlijk ruimte worden gemaakt. Het gebied zit op slot. De ruimtelijke lock-in moet worden doorbroken.
Hiervoor werken de provincie en de gemeente publiek-privaat samen met het Ontwikkelingsbedrijf HOT Westland (Rabobank, Royal FloraHolland en de Federatie Vruchtgroente Organisaties). De gezamenlijke ambitie is om de herstructurering te versnellen tot minimaal 50 hectare per jaar, mede door uitgeefbare kavels beschikbaar te hebben op het moment dat er een marktvraag is. Om de versnelling te realiseren, wordt op drie punten samengewerkt.

A)   Identificeren van, en inspelen op, kansen voor herverkaveling van tuinbouwbedrijven door kavels van stoppende en vertrekkende ondernemers slim te combineren;

B)   Benutten van het momentum waarop zich investeringsdynamiek voordoet. Deze kan vanuit het gebied zelf ontstaan, maar ook gekoppeld worden aan clusters van bedrijven die samen een oplossing zoeken voor bijvoorbeeld collectieve water- en energievoorzieningen. Bijvoorbeeld in de Oranjepolder / gebied rond de uit te plaatsen Demokwekerij / gebieden waar infrastructuur aangelegd wordt;

C)   Ruimte vrijspelen voor herverkaveling door uitplaatsen van in de weg staande (bedrijfs)woningen. Hiervoor wordt een mix aan instrumentarium ingezet en doorontwikkeld. Daarbij wordt voortgebouwd op de ervaringen in de Boomawetering en Poelzone. Het gaat om gelijktijdige inzet van handhaving op tegenstrijdig gebruik, beschikbaar maken van uitplaatsingslocaties nabij woonkernen (passend in de woonvisie) en (financieel) instrumentarium voor het wegnemen van ruimtelijke blokkades (woningen en watergangen) voor herstructurering.

Ambitie: minimaal 50ha moderniseren/herstructureren per jaar
Samen met onze publieke en private partners willen wij jaarlijks minimaal 50 ha glastuinbouw in Westland moderniseren en daarmee de economische structuur versterken en een duurzaam toekomstperspectief voor glastuinbouw in Westland bieden.

Proces en kosten
Om te komen tot versnelling is het voornemen van Gedeputeerde Staten € 4.000.000,- miljoen beschikbaar te stellen voor het versnellen van modernisering/herstructurering.

In de voorjaarsnota is opgenomen dat hiervan €3.800.000,- in 2017 via een begrotingsubsidie aan de gemeente Westland zal worden verstrekt. € 200.000,-wordt besteed aan operationele en facilitaire kosten, nader onderzoek naar nieuw instrumentarium, communicatie, organisatie en evenementen. Het bedrag is gebaseerd op praktijkervaringen waarbij ruimtelijke blokkades (in de weg liggende woningen / watergangen) ontwikkelingen blokkeren. De gemeente Westland heeft een bedrag van € 3.205.000,- ter beschikking gesteld (bovenop haar reguliere inzet ten behoeve van de ontwikkeling van het glastuinbouwgebied in de gemeente).

De gemeente Westland zal het voortouw nemen in de samenwerking met het ontwikkelbedrijf. Aan de door Provincie Zuid-Holland ter beschikking gestelde middelen wordt de voorwaarde 50% private bijdrage verbonden én passend binnen het kader zoals opgenomen in hoofdstuk 4 van het Werkboek Westland, vastgesteld door GS d.d. 11 oktober 2016 met daarin beschreven een ruimtelijk economische strategie. Dit Werkboek Westland is besproken in de commissie. Ruimte en Leefomgeving in november 2016.

Met de bijdrage van zowel de provincie als de gemeente kan slagvaardig en in balans met de inzet van onze private partners de modernisering en herstructurering in het noodzakelijke tempo op gang gebracht worden. Met de bijdrage wordt ingezet om structureel ruimte te maken in het glasgebied én incidenteel in te spelen op kansen.

Procedure

Eerdere besluitvorming
In de zomer van 2016 is de ambitie om te komen tot versnelling van de modernisering/herstructurering opgenomen in het regionale investeringsprogramma waartoe u na de zomer van 2016 heeft besloten.

In het najaar van 2016 hebben wij een voorstel gedaan om in de begroting van 2017 extra investeringen (impulsgelden) te doen in een slimmer, schoner en sterker Zuid-Holland. De ambitie om te komen tot versnelling van modernisering is daar onderdeel van.

In oktober 2016 is het Werkboek Westland, vastgesteld door GS dd 11 oktober 2016 met daarin een ruimtelijk economische strategie. Deze is in november 2016 besproken in de commissie Ruimte en Leefomgeving in november 2016.

Vervolgproces
De gemeente Westland zal volgend op het besluit in Provinciale Staten een begrotingsubsidie aanvragen binnen de kaders zoals geformuleerd in het Werkboek Westland, hoofdstuk 4 én 50% private bijdrage. De looptijd van de begotingsubsidie is maximaal 4 jaar. De gemeente draagt in samenwerking met de provincie als partner in Coalitie HOT zorg voor de uitvoering van de versnelling modernisering/herstructurering. Provinciale Staten zullen jaarlijks over de voortgang van het modernisering/herstructurering proces geïnformeerd worden.

Oplossen knelpunten openbaar vervoer (impuls nr. 10)

Bestuurlijke Samenvatting
Bij vaststelling van de begroting van 2017 zijn door Provinciale Staten € 1,5 miljoen structureel en € 1,5 miljoen incidentele middelen voor openbaar vervoer bestemd. Het voorstel is dat de structurele middelen worden besteed aan de exploitatie van het veer Maassluis - Rozenburg en aan kleine wensen voor de exploitatie van bussen. Het voorstel is daarnaast de incidentele middelen te besteden aan maatregelen rondom ketenmobiliteit en pilots van migratie van doelgroepenvervoer naar openbaar vervoer.

Behoud van aanbod en verbetering van het openbaar vervoer
Voor dit onderdeel is € 1,5 miljoen structureel per jaar beschikbaar. Het grootste gedeelte van dit budget zal gebruikt worden voor de exploitatie van het veer Maassluis – Rozenburg. Deze veerdienst is momenteel in aanbesteding. Hiervoor is maximaal een bedrag van circa € 1 miljoen per jaar nodig.

Als dit aanbestedingsresultaat wordt gerealiseerd resteert een bedrag van circa € 500.000,- op jaarbasis voor extra inzet in het openbaar vervoer. Wij stellen voor om dit budget te besteden voor kleinere wensen in de exploitatie van OV-busconcessies. Hierbij kan gedacht worden aan eventuele reparaties in de DAV-concessie nadat het aanbestedingsresultaat bekend is geworden. De ervaring leert dat bij een concessieovergang er altijd lokale wensen zijn om extra vervoer in te kopen doordat sommige bestaande verbindingen wegvallen in een nieuw lijnennet. Ook kunnen in andere concessies structureel kleine wensen worden gefinancierd om de reiziger nog beter van dienst te zijn. Hierbij kan het bijvoorbeeld gaan om hogere frequenties op drukke lijnen, of om aanvullende lijnen op verbindingen die nu niet met het openbaar vervoer worden aangedaan.

Oplossen van knelpunten in het openbaar vervoer
Voor het onderdeel oplossen van knelpunten in het openbaar vervoer is eenmalig € 1,5 miljoen beschikbaar. Dit is een aanvulling op het eerder door u aangenomen  amendement 529 “middelen knelpunten OV”. Ons voorstel is om deze middelen provinciebreed  in te zetten voor maatregelen rondom ketenmobiliteit, zoals ketenvoorzieningen, kleinschalige vervoersoplossingen en pilots van migratie van doelgroepenvervoer naar openbaar vervoer. Hierbij kan gedacht worden aan overstappunten tussen openbaar vervoer en fiets en pilots met kleinschalige vervoersvoorzieningen voor de first en de last mile. In het BioSciencePark in Leiden en het Leerpark in Dordrecht zijn bijvoorbeeld kansen voor dergelijke toepassingen.

Ketenprojecten van de MRDH die een bijdrage leveren aan provinciale doelen kunnen ook hieruit worden gefinancierd. Daarnaast kunnen gemeenten ondersteund worden bij pilots rondom de migratie van doelgroepenvervoer. Bij dit soort pilots worden reizigers in het doelgroepenvervoer begeleid bij het gebruik van het reguliere openbaar vervoer.

Vervolg
Naar aanleiding van de gedachtewisseling over deze door ons aan u ter kennisneming gestuurde Investeringsimpuls openbaar vervoer zijn uw ideeën voor de inzet van structurele middelen welkom. Wij zullen u hierna informeren over de definitieve inzet van middelen en de voortgang van de projecten die voort gaan komen uit de besteding van de incidentele middelen.